Deze website maakt gebruik van Cookies

We gebruiken cookies om de website goed te laten functioneren, om functies voor social media te bieden en om ons websiteverkeer te analyseren. Meer informatie vindt u in de privacyverklaring.

Ik ga akkoord met het plaatsen van cookies voor:

Noodzakelijke functionaliteiten en anonieme statistieken

Uitspraak Hoge Raad over de positie van de gehuwde vrouw in het Nederlandse nationaliteitsrecht van voor 1964

Op 8 september 2023 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak die relevant is voor (sommige) afstammelingen van Nederlandse vrouwen die Nederlander willen worden via een optieprocedure. Zij worden ‘latente Nederlanders’ genoemd.   

Wie zijn ‘latente Nederlanders’?

Latente Nederlanders zijn personen die voor 1 januari 1985 geboren zijn uit een Nederlandse moeder en een buitenlandse juridische vader. Voor 1985 kon een gehuwde Nederlandse vrouw het Nederlanderschap niet doorgeven aan haar kinderen. Om dit historisch onrecht te repareren is in 2010 een optieregeling in de wet gekomen. Via die procedure kunnen de afstammelingen van deze Nederlandse vrouwen alsnog Nederlander worden.

Wat staat er in de uitspraak?

Voor 1 maart 1964 kon een Nederlandse vrouw die trouwde met een buitenlandse man het Nederlanderschap automatisch verliezen als zij door of tijdens het huwelijk dezelfde nationaliteit als haar man verkreeg. Kinderen van deze vrouwen kunnen helaas geen beroep doen op de optieregeling voor latente Nederlanders.

De uitspraak van de Hoge Raad gaat over een situatie waarin de Nederlandse vrouw de nationaliteit van haar man al vóór het huwelijk had. Zij was namelijk na de Tweede Wereldoorlog naar de net opgerichte staat Israël geëmigreerd en had op de dag van haar aankomst automatisch de Israëlische nationaliteit verkregen en het Nederlanderschap behouden. Pas daarna trouwde zij met haar Israëlische man. De Nederlandse staat stelde zich op het standpunt dat de vrouw door dit huwelijk het Nederlanderschap verloor, omdat zij de buitenlandse nationaliteit van haar man ging ‘volgen’. Everaert Advocaten heeft- namens haar cliënten- aangevoerd dat de verliesbepaling in de oude nationaliteitswet helemaal niet van toepassing was op Nederlandse vrouwen die bij het aangaan van het huwelijk de buitenlandse nationaliteit van hun echtgenoot al hadden. De Hoge Raad bevestigt dit in zijn uitspraak en is hiermee afgeweken van de opinie van de Advocaat-Generaal. Dit betekent dat onze cliënten- die voor 1985 geboren zijn uit het huwelijk van hun Nederlandse én Israëlische moeder en hun Israëlische vader – eindelijk Nederlander kunnen worden.  

Wie kan een beroep doen op deze uitspraak?

De uitspraak van de Hoge Raad is niet alleen relevant voor afstammelingen van Nederlands-Israëlische vrouwen. Het kwam namelijk vaker voor dat een Nederlandse vrouw de buitenlandse nationaliteit van haar man al bezat vóór het huwelijk, bijvoorbeeld in landen waar een nationaliteit automatisch werd verkregen door geboorte op het grondgebied van die staat (denk aan Zuid-Afrika of de Verenigde Staten) of als de Nederlandse vrouw als minderjarig kind onafhankelijk van haar ouders was genaturaliseerd (bijvoorbeeld in Canada).

Denkt u dat deze uitspraak mogelijk van toepassing kan zijn in uw situatie? Of heeft u andere vragen over de latente Nederlander- regeling of het Nederlandse nationaliteitsrecht in het algemeen dan kunt u contact opnemen met Mirjam den Besten of Hermie de Voer.

Aanmelding nieuwsbrief